De rechtbank Noord-Nederland oordeelde bij vonnis van 19 juli 2017 dat de commissaris van “Welsec” Schilders en classificeerbedrijf B.V. (“Welsec”) ernstig tekort is geschoten in zijn toezichthoudende taak en daardoor zijn taak als commissaris kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. De daaropvolgende beslissing luidt dat de commissaris hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele tekort in het faillissement van Welsec.

Welsec is onderdeel van Harlingen Holding Industries B.V. (“HHI”), waarbij de commissaris bestuurder is. Welsec is gevestigd in de industriehaven van Harlingen. Het HHI-concern hield zich bezig met het uitvoeren van onderhouds-, straal-, conserverings- en reparatiewerkzaamheden aan schepen. Sinds 1992 wordt Welsec door de Staat aansprakelijk gehouden voor de saneringkosten voor de reiniging van het bodemslib in de industriehaven. Die claim wordt uiteindelijk in 2003 voor de rechter ingesteld en wordt op dat moment becijferd op € 1.3 à 1.5 miljoen. Welsec, waarbij de commissaris sinds 2001 in functie is, meldt in de daarop volgende jaarrekeningen dat de claim niet wordt erkend. Welsec neemt voor de claim geen voorziening op. Welsec keert in 2003 ruim € 1.5 miljoen uit als dividend (het gehele saldo van de overige reserves). In de jaren daarna voert Welsec een actief dividendbeleid waarbij het behaalde bedrijfsresultaat ieder jaar volledig wordt uitgekeerd. Een veroordelend vonnis in 2005 staat niet aan dit beleid in de weg: Welsec meldt in haar jaarrekening dat zij door de rechtbank is veroordeeld om een bedrag van € 1.3 miljoen aan de Staat te voldoen, herhaalt dat de claim van de Staat niet wordt erkend, meldt dat zij hoger beroep heeft ingesteld en neemt wederom geen voorziening voor de claim op. Het dividendbeleid wordt voortgezet. Medio 2011 volgt het eindarrest van het hof waarbij de claim nagenoeg volledig wordt toegewezen. De Staat maakt aanspraak op betaling van de claim, die inmiddels inclusief rente en kosten is opgelopen tot ruim € 1.8 miljoen. In januari 2012 gaat Welsec failliet.

In deze door de curator ingestelde procedure verwijt de rechtbank de commissaris niet alleen dat hij een dubbele pet op had van feitelijk bestuurder en commissaris – hetgeen volgens de rechtbank op zichzelf reeds de conclusie rechtvaardigt dat hij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend commissaris in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden – maar verder dat de vennootschap door het bestuur van Welsec aan een onverantwoord financieel risico werd blootgesteld, waarop hij als toezichthouder had moeten acteren. Immers mocht van hem als toezichthouder worden verwacht dat hij in had gegrepen teneinde dit risico te minimaliseren. Als commissaris was hij op de hoogte van dit risico althans had hij van dit risico op de hoogte moeten zijn, nu zijn toezichthoudende taak meebrengt dat hij zich had moeten laten informeren en zelfstandig informatie had moeten inwinnen over de toestand van de onderneming. Door noodzakelijk ingrijpen na te laten, heeft de commissaris zijn toezichthoudende taak als commissaris schromelijk verwaarloosd met zijn aansprakelijkheid voor het gehele tekort in het faillissement van Welsec tot gevolg.